Voorkeurshouding is de toestand van de zuigeling waarbij deze in rugligging spontaan het hoofd óf naar de rechterzijde óf naar de linkerzijde geroteerd houdt gedurende driekwart van de observatietijd (minimaal 15 minuten), zonder actieve rotatiemogelijkheid van het hoofd over de volle 180 graden. Een voorkeurshouding kan zich ook manifesteren in het onvoldoende spontaan draaien van het hoofd in rugligging, waarbij de zuigeling het hoofd bij voorkeur in de middenpositie houdt
het hoofd van de baby is vervormd als gevolg van prenatale en/of postnatale krachten op de groeiende schedel
De normale groei van het hoofd van de foetus en de zuigeling wordt in belangrijke mate bepaald door de groei van de hersenen. Bij pasgeborenen is de schedel nog zacht en vervormbaar voor de passage door het geboortekanaal. Hoe jonger het kind, hoe zachter de schedel. Het grootste deel van de schedelgroei vindt plaats tijdens de eerste achttien maanden. Schedelafwijkingen kunnen prenataal of in de eerste levensjaren ontstaan. De vorm van de schedel varieert, zowel genetische als omgevingsfactoren kunnen de vorm beïnvloeden. De schedelvorm verschilt per ras: het aziatische ras heeft van nature een plattere schedel dan het kaukasische ras
Wereldwijd is na de gewijzigde advisering over de slaaphouding van baby’s ter bevordering van rugligging (Back to Sleep of daarmee vergelijkbare campagnes) een stijging van het aantal kinderen met schedelvervorming gemeld. In België is de prevalentie van voorkeurshouding bij zuigelingen van 7 weken 18%. De prevalentie van deformatieve plagiocefalie is bij de geboorte 6% en bij 7 weken 22%. Deformatieve brachycefalie komt bij de geboorte niet voor en bij 7 weken bij 2% van de kinderen.
Over de ontstaanswijze van schedelvervorming bestaan verschillende theorieën. De ligging tijdens de zwangerschap (stuitligging) en de positie van de baby (vroege indaling) spelen een rol. Kinderen die zijn geboren na een kunstverlossing of een langdurige bevalling hebben een verhoogde kans op schedelvervorming direct na de geboorte, maar vormen geen risicogroep voor het ontwikkelen van schedelvervorming op latere leeftijd. Ter preventie van wiegendood wordt geadviseerd de baby op de rug te laten slapen. Als de baby steeds op de rug ligt, zowel tijdens het slapen als tijdens de wakkere periodes, kan dit leiden tot een hardnekkige voorkeurshouding en/of een schedelvervorming. Ook kinderen die inactief zijn of zich motorisch traag ontwikkelen, hebben een verhoogde kans op het ontwikkelen van schedelvervorming. Het is aannemelijk dat het natuurlijke beloop van een schedelvervorming bij het merendeel van de kinderen gunstig is. Slechts een klein percentage (gemiddeld minder dan 5%) van de kinderen met een schedelvervorming houdt mits behandeling via osteopathie op de lange termijn een asymmetrie of afwijkende vorm van de schedel. Deze kinderen ondervinden hiervan mogelijk nadelige gevolgen, zoals pesten/plagen, stigmatisering, onzekerheid of verminderd zelfbeeld. Daarom is preventie, signalering en behandeling van voorkeurshouding en/of schedelvervorming geïndiceerd.